50 languages

Date:
Test Number:
Score:
Time spent on test:
Básico:


06/09/2025
2
0
0:00 sec
Yes

Pruebas 2

0/10

¡Haz click en una palabra!
1.nosotros / nosotras doswij  
2.A la mujer le gusta el zumo de naranja y el zumo de pomelo.De vrouw houdt van - en grapefruitsap.  
3.¿Quién limpia las ventanas?Wie maakt de ramen ?  
4.Me gustaría ir al centro de la ciudad.Ik wil graag naar het centrum de stad.  
5.¿Cómo se va a la estación?Hoe ik bij het station?  
6.Querría algo sin carne. wil graag iets zonder vlees.  
7.¿Cuándo empieza la visita guiada?Wanneer begint rondleiding?  
8.Lleva las gafas de sol (contigo). je zonnebril mee.  
9.¿En dónde está el departamento de joyas?Waar is de ?  
10.(Yo) necesito un anillo y unos pendientes / aretes (am.).Ik heb een ring oorbellen nodig.  
beiden
sinaasappel
schoon
van
kom
Ik
de
Neem
juweliersafdeling
en