50 languages

Date:
Test Number:
Score:
Time spent on test:
Beginner:


12/03/2024
1
0
0:00 sec
Yes

Testen 1

Willekeurig
Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!
1.ik en jijyo y  
2.een, twee, drieuno, dos,  
3.Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.Al niño / A la niña le gustan el cacao y el de manzana.  
4.De afwas is vuil.La está sucia.  
5.Ik wil graag naar de luchthaven.Me gustaría ir al .  
6.Houd je van varkensvlees?¿ gusta la carne de cerdo?  
7.Waar is de bushalte?¿Dónde está parada del autobús?  
8.Waar is het kasteel?¿Dónde el castillo?  
9.Neem zonnecrême mee.Lleva solar (contigo).  
10.Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.(Yo) necesito un y un destornillador.  
tres
zumo
vajilla
aeropuerto
Te
la
está
crema
taladro