50 languages

Date:
Test Number:
Score:
Time spent on test:
Beginner:


03/31/2025
1
0
0:00 sec
Yes

Testen 1

Willekeurig
Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!
1.ik en jijyo y  
2.een, twee, drieuno, , tres  
3.Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.Al niño / A niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.  
4.De afwas is vuil.La vajilla sucia.  
5.Ik wil graag naar de luchthaven.Me gustaría ir al .  
6.Houd je van varkensvlees?¿Te gusta la carne cerdo?  
7.Waar is de bushalte?¿Dónde está la parada del ?  
8.Waar is het kasteel?¿Dónde está castillo?  
9.Neem zonnecrême mee.Lleva crema solar ( .  
10.Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.( ) necesito un taladro y un destornillador.  
dos
la
está
aeropuerto
de
autobús
el
contigo)
Yo