50 languages

Date:

Test Number:

Score:

Time spent on test:

Beginner:

12/04/2024

3

0

0:00 sec

Yes

Testen 3

Vorige Volgende A - A +

Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!

1.	zij beiden	ellos / dos
2.	Ik tel tot drie.	Yo hasta tres.
3.	vier, vijf, zes,	cuatro, cinco,
4.	dertien
5.	Wie stofzuigt?	¿Quién pasa la ?
6.	Ik wil graag een groenteschotel.	Querría un de verduras.
7.	Welke bus moet ik nemen?	¿Qué línea tengo que ?
8.	Wanneer eindigt de rondleiding?	¿Cuándo acaba la visita ?
9.	Neem je zonnehoed mee.	el sombrero (contigo).
10.	Ik heb een halsketting en een armband nodig.	(Yo) necesito cadena y una pulsera.