50 languages

Date:
Test Number:
Score:
Time spent on test:
Beginner:


08/14/2025
1
0
0:00 sec
Yes

Testen 1

Willekeurig
Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!
1.ik en jijeu e / eu e você  
2.een, twee, drieum, , três  
3.Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.A gosta de chocolate e suco de maçã.  
4.De afwas is vuil.A está suja.  
5.Ik wil graag naar de luchthaven.Gostaria de ao aeroporto.  
6.Houd je van varkensvlees? gosta de carne de porco?  
7.Waar is de bushalte?Onde é o ponto do ?  
8.Waar is het kasteel?Onde é o / castelo?  
9.Neem zonnecrême mee.Leve o solar.  
10.Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.Eu de uma furadeira e de uma chave de fendas.  
tu
dois
criança
louça
ir
Você
ônibus
palácio
creme
preciso